Met de door hem uitgesproken woorden: ‘Hey, rustig aan jongen’ namen we zojuist afscheid in het winkelcentrum. ‘Hij’ had er de boel tamelijk op de kop gezet en ‘hij’ wenste iedereen het meest verschrikkelijke toe. ‘Hij’ wilde best wel met mij praten zei hij. Dat laatste wist ik al wel zo ongeveer omdat iedereen met een grote boog om hem heen was gelopen en ik begrijp dat wel. ‘Hij’ was tamelijk agressief naar mensen en dus ook naar mij. We liepen samen een stukje op. ‘Hij’ raakte mij niet aan en bleef praten. Over de maatschappij en over god als de controleur van het universum en over zijn verjaardag en over de regen. ‘Hij’ sprak niet incoherent en was niet merkbaar onder invloed van middelen. Ik gaf die informatie door aan de spoedarts die inmiddels per auto was gearriveerd. De spoedarts zei: ‘Dankuwel en tot de volgende keer maar weer hè?’ Ik knipoogde langzaam terug, want zó doen we dat nu inmiddels al een jaar of vijf …